Wanneer de slang niet wordt bezworen en dan bijt, helpt de kunst hem te bezweren niet meer. De woorden die de wijze in de mond neemt, geven hem respect; wat er van de lippen van de dwaas komt, verstrikt hem in steeds groter warrigheid. Wat er uit zijn mond aan woorden komt, is aan het begin al dwaasheid en wordt erbarmelijke waanzin aan het eind. Een dwaas bazelt er maar op los, terwijl geen mens weet hoe het later wordt en wat er na hem komt. Wie kan hem dat vertellen?

Een dwaas zwoegt almaar door en dat mat hem af, want hij weet niet eens de weg te vinden naar de stad. Je bent beklagenswaardig, land, wanneer je koning maar een kind is en zijn raadgevers al in de morgen naar een feestmaal gaan. Je bent gelukkig, land, wanneer je koning een man van adel is en zijn raadgevers alleen op de gepaste tijd naar een feestmaal gaan, zichzelf beteugelen en niet dronken zijn. Luiheid ondermijnt de balken, door slappe handen krijgt het huis een lekkend dak. Dronkelappen denken bij hun feestmaal slechts aan hun plezier, de wijn vrolijkt alleen hun eigen leven op. Hun geld staat het ze toe.

Maar vervloek de koning zelfs niet in gedachte en de rijke zelfs niet in je slaapvertrek, want de vogels van de hemel zeggen het voort, hun vleugels brengen je woorden verder.

Loading

0Shares